maandag 29 december 2008

Woensdag 17 december – maandag 22 december: Sucre

Sucre heeft 215.000 inwoners en is tijdenlang de hoofdstad van Bolivia geweest. In de vorige eeuw heeft tijdens de burgeroorlog La Paz het gewonnen en is de politieke en economische hoofdstad geworden. Sucre blijft de culturele hoofdstad en heeft de hoge raad behouden.
Sucre was een rebelse stad. Als eerste stad kwam het in opstand tegen de Spanjaarden En in 1809 verklaarde Sucre zich onder leiding van Generaal De Sucre, die daar heen was gezonden door Generaal Simon Bolivar, onafhankelijk, een half jaar later gevolgd door Potosi.
Totdat uiteindelijk in 1824/1825 Bolivia in z’n geheel door de Spanjaarden als onafhankelijk werd geaccepteerd. Deze bijeenkomst werd gehouden in het huis Libertad dat nu aan de noordzijde van de Plaza van Sucre ligt. De leidende generaal was Simon Bolivar, waar het land ook zijn naam aan te danken heeft en die tevens de eerste president werd. Sucre volg hem op als tweede president toen Bolivar in Columbia overleed. In dat jaar maakte Bolivia zich ook los van Peru. Vroeger werd het land als Boven-Peru gezien (boven slaat op de hoogte, niet op de geografie).

Sucre is bekend om zijn Zuid-Amerikaanse architectuur: eindeloos veel witgepleisterde gebouwen uit de Spaanse tijd. Sommige gebouwen hebben mooie koepels. Het gebouw naast de kathedraal bijvoorbeeld doet ons aan het koninklijk paleis in Brussel denken.

De stad is levendig, de mensen lijken ons vrolijker dan in Potosi. Het is hier geen vergane glorie. De gebouwen staan meestal goed in de verf en zijn vaak goed gerestaureerd. Sucre heeft zelfs de bijnaam “de witte stad”, omdat de gebouwen ieder jaar opnieuw wit worden gesauced. Al blijven de gebouwen oud en zien we geen nieuwbouw.
De straten en straatjes zijn heerlijk om door te lopen.
Er is een duidelijk centrum van de stad: de Plaza de 25 Mayo met z’n prachtige groen en prachtige figuren in de borders. En met z’n vele schoenpoetsers, eettentjes en duiven die door de kinderen worden gevoerd.

Midden in het centrum is ook een markt waar we rondsjouwen langs tal van kraampjes waar je van alles kunt kopen.
Op zoek naar een snoer voor onze pc dat in Potosi gestolen is, komen we terecht in een nog veel grotere markt buiten de binnestad: een straat met audio, een straat met fietsen, een straat met kleren, etc.
We blijven langer in Sucre dan gepland. Dat heeft er vooral mee te maken dat we de eerste dagen ons programma laten bepalen door pogingen om een nieuw snoer voor de pc te pakken te krijgen. Op allerlei tijden moeten we op diverse plekken terugkomen, om te vernemen dat ze het nog niet voor elkaar hebben, maar dat als we vanmiddag komen ze misschien gebeld hebben met, of dat de technicus is langs geweest. We doen dat steeds, want zonder snoer geen pc. Jammer genoeg lopen alle sporen dood, Uiteindelijk ook het spoor via onze computerman in Ulestraten waar we onze hoop op gevestigd hadden. Blijft over: Mark in Amerika, de pc is daar gekocht. Dan is het trouwens al weer dagen later en zitten we in La Paz.

We bezoeken in Sucre verschillende mooie dingen.
Musea Textil-Etnográfica (ASUR).
Dit is voor ons de topper. In het museum worden de kleding en rituele kostuums en doeken getoond van verschillende pré-inca stammen en van de Inca´s. Het is zeer interessant: de een heeft bv witte kleding afgezet met borduursel (Jaicqui´s als we het goed schrijven) en een heel wijd verbreide stam heeft meer donkere omslagcapes met ingewoven randen. Vooral één stam(?we zijn de naam kwijt) heeft heel erg fijne doeken geweven met poppetjes en tekens van 1 of 2 cm groot, een blauwpaars kleurenpalet voor de rouwkleden en vrolijke kleuren met rood en geel voor de festiviteiten. Daarnaast zijn er de zwart-rode weefsels behorend bij weer een andere stam opvallend bij deze doeken is dat vaak een ander dier binnen het hoofddier is gewoven, wordt hier een binnenkant versus een buitenkant uitgebeeld?
Sinds een aantal jaren probeert men het traditionele weven weer in ere te herstellen. Er zijn – door regering gesteund – associaties daarvoor. Vroeger waren het vooral vrouwen die weefden, nu ook mannen. In het museum zijn twee vrouwen aan het weven en kunnen we zien hoe de heel fijne weefsels gemaakt worden. De een werkt aan de donkerrood zwart combinatie de andere aan de doeken met veel kleine figuurtjes er in. Opvallend is dat er geen patroon wordt gebruikt, maar dat de vrouwen rij voor rij geheel uit het hoofd weven. Na navraag horen we ook dat dat zo is en dat daarom ieder doek anders is, zij weven zoals het op dat moment in hen opkomt hoewel zij wel een hoofdlijn voor ogen hebben.
Wat we in de winkel van dit museum zien, vind je in heel Sucre niet en dus kopen we een en ander, dat we samen met nog anders spullen naar Nederland sturen met de EMS-dienst, dat lijkt ons beter dan de gewone post.

Casa de Libertad aan de Plaza 25 de Mayo
Dit is de plaats waar de onafhankelijkheidsverklaring voor Bolivia in 1825 werd opgesteld en getekend. Het is een van die van buiten witgepleisterde gebouwen met een prachtig gebeeldhouwde ingangspoort. Binnenin zijn om een grote binnenplaats de zalen gegroepeerd: de zaal waar getekend werd, een zaal met alle presidenten die Bolivia in de nu 183 jaar heeft gekend – dat zijn er maar liefst bijna 200, Verre weg de meeste kwamen na coupes uit het leger het land is mede hierdoor steeds vrij onstabiliteit geweest. President Evo Morales is inmiddels ruim twee jaar aan de macht. In januari wordt er over de nieuwe constitutie gestemd. En zalen met mooie houten voorwerpen met gouden inlegwerk zoals kastjes, stoelen en bureaus.


Iglesia en Museum de la Recoletta
Omdat het zaterdag is, is het museum en de kerk met veel religieuze kunst helaas dicht. Het gebouwencomplex is echter aan de buitenkant ook heel mooi. En het heeft een prachtig uitzicht over de hele stad.
Daar horen we het nieuws dat vriendin Rika burgemeester van Appingedam is geworden. De mobiele telefoon naar Nederland breekt in heel Bolivia voortdurend af, maar voor dit telefoontje houdt hij de lijn vrij.

Parque Bolivar
Precies aan de andere kant van de binnenstad dan Recoletta Sur ligt een groot park. We maken er een mooie wandeling heen en verpozen ons temidden van vele verliefde stellen die zitten te strelen, praten, kussen of eten en drinken.
Vlakbij het park is het Hooggerechtshof en het hospitaal dat o.a gehuisvest is in de Santa Clara kerk die momenteel gerenoveerd wordt.
Op de terugweg gaan we langs het kerkhof dat ons ook is aanbevoilen. Helaas is het al zes uur geweest en dan zijn de hekken dicht. Een mooie wandeling door het heuvelachtig gebouwde Sucre gelardeerd met een ijsje met een praatje erbij, een stampvolle zaal waar een kerkdienst wordt gehouden en wederom mooie gebouwen.


kkDoor deze en andere wandelingen hebben we een goed idee van Sucre, het komt goed binnen.

Op zondag maken we een natuurtocht
Met drie andere een Nederlandse en twee noorse meisjes maken we een mooie wandeltocht in de bergen een kilometer of 60 westelijk van Sucre.
Weer is het fantatstisch om een hele dag door de natuur te lopen. De bergen zijn gedeeltelijk rotsachtig, gedeeltelijk meer heuvelachtig. We staan versteld van de enorme erosie die we zien in de vrij zachte zandsteen die hier veel is.
´s Ochtends gaat de tocht naar de petrogliefen van de pré-Incatijd en is er flink wat stijgwerk te doen de route loop via een oud Ican trail. ´s Middags is het meer dalen.
De bedoeling is om nog naar de vulkaankrater te gaan van een niet meer werkende vulkaan, als de auto waarmee we gekomen zijn de rivier kan oversteken. Die vraag stelt zich niet eens, want we beleven een heel ander avontuur.



Voordat we bij de jeep terug zijn die naar het eindpunt van de wandeling is gereden, moeten we een kleiner rivier oversteken. En de rivier stroomt flink. Er is een soort touwlift over de rivier waar we voor geen geld in zouden gaan: het ziet er niet erg betrouwbaar uit. De chauffeur staat ook aan de andere kant te gebaren dat we dat niet moeten doen. De gids stelt voor dat we een eindje de rivier langs klauteren over grote keien en dan zal bij een echte brug de auto staan. Na een half uurt klauteren, wordt de rivier steeds sneller. Je zou zeggen logisch, zo stroomafwaarts met een grote kloof in het zicht. De gids probeert het nog, maar we roepen hem terug: de stroom is veel te sterk.
Dan wordt de optie voorgesteld terug te lopen en weer wat naar boven te klimmen, daar moet een weg zijn en die moeten we dan nog een uur aflopen.
We beginnen snel, want de regen begint te vallen, de stenen zullen glad worden en we willen wel voor donker bij die brug zijn. Als we bij de plek waar we begonnen zijn te klauteren terug zijn, is het water veel rustiger en na enig overleg besluiten we elkaar goed vast te houden en de rivier over te steken.


Het lukt. En nu hebben we een mooi verhaal voor deze blog, maar echt leuk was het op dat moment niet.
Al met al een dag om niet te vergeten.

Maandagochtend pakken we nadat we definitief hebben gehoord dat het snoer in Bolivia niet te leveren i ser is geen Sony representatiev die zit loor Bolivia in Santiago of Buenos Aires.
‘s Middags gaan we nog naar de Santa Clara kerk / museum. Ook hier weer een beeld van hoe de nonnen leefde en geheel afgescheiden zijn van de rest van het leven. De kerk was heel mooi en heel goed bijgehouden, een oudere spaans sprekende mevrouw demonsteert zelfs een oud pendaal orgel met een buitenliggend blasbal systeem.

Nog even een hapje eten bij ons vertrouwd Italiaantje Napolitano, rugzakken ophgalen en naar het busstation. We zijn mooi op tijd tijdens het inladen begint het te regen uit een zware onweers bui, de bus vertrek door af en toe klokkende straten naar La Paz verwachte reistijd 12 uur. Sucre een mooie stad en voor ons de regel stad.














Woensdag 17 december: van Potosi naar Sucre

Een busreis van plm. 3 uur (165 km) die we op woensdag overdag maken.
Sucre ligt een stukje lager dan Potosi (Sucre 2950 meter versus Potosi 4020 m).
Dat betekent niet dat we alleen dalen. We gaan een drietal bergketens over, dus het is weer dalen en stijgen. Opgemerkt moet tevens worden dat we nu weer een busreis hebben over een geheel geasfalteerde weg.
Het landschap is heel anders dan we de laatste tijd gewend zijn. Omdat het lager is, is het overal groen. En zelfs bloemen op de lagere gedeeltes. Het is een lieflijk landschap waar we doorheen rijden. We zien ook veel groenteteelt en landbouw. Het doet ook meer denken aan het landschap noordelijk van Salta waar we naar Humahuaca reden. Het is ook weer die kant van de Andes.
De reis en de taxirit naar het hotel verlopen soepel.
We zijn weer in een nieuwe stad.
Helaas nog geen fotos van deze rit, omdat we pas in Sucre een nieuw fototoestel kunnen kopen.

zondag 14 december - dinsdag 16 december: Potosí

Dit wordt een hoofdstuk met alleen enkele foto's van Internet
We hadden pech op dinsdagavond 14 december. We waren in een pijpenla-achtig internetcafe, waar we reeds eerder hadden gewerkt en waar de computer snel was. Kees werkt aan de weblog en Geer zit naast Kees op de labtop. Er ontstaat even commotie, Geer wordt beschuldigd dat zij een snoer ergens uitgetrokken heeft. Dat is overigens niet het geval, wel heeft ze gekeken of de labtop kon worden aangesloten. Enkele minuten later constateren we dat het kleine rugzakje weg is.
Niemand had iets gezien. Helaas de camera en het oplaadsnoer van onze kleine labtop waar we zo opgesteld zijn geraakt. Dus ook de twee dagen Potosi; vandaar geen fotos.
Verder nog een paar kleinigheden maar geen paspoort of Credit Card en maar weinig geld. Een nieuwe camera hebben we de volgende dag in Sucre gekocht, maar het oplaadsnoer lukt tot nu toe van geen kant, niet in Bolivia, niet in Nederland. Nu is er een onderweg vanuit de US door Mark geregeld. Pech voor ons, aan de andere kant geweldig hoe dit soort jongens / meisjes in staat zijn zo'n rugzakje te bemachtigen. Het dwingt op een bepaalde manier respect af, in 3 à 4 minuten was het gebeurd. Of de commotie er mee te maken had zullen we nooit weten. Vakwerk is het wel.

Potosi is enerzijds een geweldige stad en anderzijds een heel trieste stad. Gesticht door de Spanjaarden kort na de stichting van Sucre in 1545. De stad werd heel beroemd door geweldige hoeveelheden zilver die gevonden werden in de Cerro Ricco. Het werd het centrum voor de Spanjaarden. De mint van Potosi ging vanaf 1575 voor Spanje de zilveren munten slaan. Eerst primitief, later steeds beter en deze munten werden in Spanje en heel Zuid-America gebruikt. Deze munt heeft tot 1951 bestaan.
Het officiële wapen van Potosi heeft het volgende onderschrift: “I am rich Potosi, the treasure of the world; the king of mountains, the envy of kings…”.


De stad is rijk aan prachtige Spaanse architectuur vanuit die tijd. Nu is de stad in verval. De Cerro Ricco is qua zilver zo goed als uitgeput en het beetje tin en zink wat er nog gevonden wordt brengt steeds minder op. Alle staatsmijnen werden begin tachtiger jaren gesloten. Nu werken er enkel nog kleine groepjes mijnwerkers in een sort coöperatief met elkaar in de mijn.

Zondagmiddag en –avond lopen we wat verkennend door de stad nadat we ons bij de Compaña de Jésus hebben ingechecked. We bespreken ook een bezoek aan de zilvermijn van een coöperatie en kopen de buskaartjes voor de volgende rit naar Sucre.
Het centrum is wat leeg en verlaten. De volgende dag blijkt dat anders het was dus de zondag stilte.

De zilvermijn in de Cerro Ricco.

Laten we het beschrijven in de 4 delen die we doormaakten. We wisten overigens dat de omstandigheden daar slecht zouden zijn, maar het was erger dan dat.

1. We melden ons bij het reisburo Koala die als beste stond aangegeven in de gids en vertrekken naar hoger in de stad naar een omkleed hal. Een eenvoudige schuur achter een eenvoudig huis in een standaard straat. Krijgen een lange broek en jas uitgereikt, laarzen, een helm en een mijnwerkers licht. Een ieder kleed zich om en we gaan verder.

2. Nu komen we bij de straat van de mijnwerkers. Zij kopen daar hun benodigheden voor als ze de mijn ingaan. Alles is hier: van Coca bladeren, drank incl de 96 % suikerriet alcohol, mijnlampen, batterijen, kleding etc tot het dynamiet met het ammoniumnitaat en de ontstekers. De ons begeleidende gids is vroeger mijn werker geweest en vertelt vol trots dat in deze straat iedereen dynamiet etc kan kopen en dat dit de enige plek in Bolivia is. We kopen wat frisdranken als gift voor de mijn werkers die ons in hun mijn toestaan. Nog even naar de markt en verder.

3. De raffinage van het erts. We komen bij een half vervallen hal aan waar het erts met behulp van heel oude ballenmolens tot fijn poeder wordt vermalen en vervolgens een met behulp van een flotatieproces wordt verrijkt. De dosering van de chemicaliën voor het flotatieproces worden op een heel slordige manier toegevoegd. Verder wordt dan in open bakken het schuim afgestreken. Het geheel wordt aangedreven door een centrale aandrijving met banden naar de schrapers toe. Van al deze draaiende mechanieken is niets afgeschermd. Electra verbindingen komen uit openstaande verdeel stations; ook hier niets afgeschermd. Geen stofafzuiging of zo, geen maskertjes voor de medewerkers. Het geheel zag er prehistorisch uit en zeer inefficiënt. Als klap op de vuurpijl zien we bij het weggaan grote posters safety first, be careful.

4. De mijn. We gaan op 4230 meter naar binnen op de tweede verdieping. Daar wordt niet meer gewerkt (uitgeput) en lopen ca 200 meter door de gangen. Via een klein museum waar aandacht wordt gegeven aan enkele van de stichters en hoe het er vroeger aan toeging. Daarna dalen we via de derde verdieping naar de vierde verdieping. Dit gaat schuin naar beneden min of meer op het zitvlak en dan achter over leunen. Zeer dicht stof wordt meer en de temperatuur stijgt. Er is een lift maar die is voor het erts de mannen moeten op dezelfde manier als wij naar beneden.
Op de vierde vloer zien we dat de karren met ca 2 ton erts over een smal spoor met vier man worden getrokken. Twee hangen in touwen aan de voorkant twee duwen aan de achterkant. Zo wordt het erts van de wi plek vervoerd naar de lift over ca 500 tot 1000 meter. Het spoor is hobbelig. Bij de lift wordt de kar leeggestort en wordt een hoop erts verzameld om straks allemaal met de lift naar boven gehaald te worden. Werktijden lopen op tot 16 uur per dag. Men heeft een prop coca bladeren in de mond om eventuele honger en moeheid te verdrijven.
De gids, een vroeger mijnwerker, zegt des gevraagd dat er voor investeringen geen geld is; niemand weet wat de prijs morgen zal zijn. De gaten voor de springstof worden nog steeds net hamer en beitel gemaakt niet met een boor. Je kunt je niet voorstellen hoe hier anno 2008 wordt gewerkt.
Op handen en voeten kruipen we terug naar boven en lopen naar de uitgang. We waren met een groepje van zes; allen waren we zeer verbaasd.

Buiten krijgen we nog een demonstratie hoe de springstof werkt. Het dynamite wordt in tweëen gebroken en de ammoniumnitraat wordt er mee vermengd en het geheel in een plastiekzak met de lont erbij in elkaar gedraaid. De lont wordt aangestoken, een enkeling wil hem even vast houden en dan rennen de gidsen weg en leggen de springstof op de helling en komen terug rennen. Je hebt drie minuten zeggen ze. Het zijn twee pestknallen en een rookwolkje.

Na dit te hebben gezien is het helemaal duidelijk dat de mijnwerkers meestal na 10 tot 15 jaar sterven aan longziekte en dat er maar enkelen het langer overleven.
Ook is duidelijk dat in de Spaanse kolinale tijd hier millioen mensen zijn omgekomen. Men heeft slaven uit Afrika geprobeerd maar die konden ook niet tegen de hoogte en toen heeft men de inheemse mensen gedwongen. Men zegt tussen de 8 en 10 millioen, maar het kunnen er veel meer zijn geweest.
We zijn triest en stil na dit bezoek.

Eerst even douchen en de volgende anderhalve dag bezoeken we de belangrijkste gebouwen en musea in vooral de oude binnenstad en drinken we regelmatig een kop koffie bij Cafe La Plaza bij het centrale plein.

Het Convento de Santa Teresa als eerste. Een mooie grote kerk en klooster; nu een museum. Gesticht in 1685. De belangrijkste nonnen waren de 21 nonnen met grijze jurk en zwarte hoofdtooi. Zij waren steeds de tweede dochter van de 25 rijkste families in Potosi die op 15 jarige leeftijd naar de orde werden gebracht om zich verder aan Jezus te wijden. We zagen de hal waar de familie de dochter overdroeg aan het convent, daarna verdween zij en konden familie leden tweemaal per jaar ca een uur met haar spreken zonder dat zij elkaar konden zien. Zij vormden het koor in de kerk, wederom zonder dat de nonnen cq de familie elkaar konden zien en wijdden zich geheel aan Christus. Deze belangrijkste groep werd verder bijgestaan door secondaire nonnen ook voor het leven die allerlei taken vervulden. Er waren prachtige schilderijen te zien, meubilair, zilvercollectie etc. Ook hoe men er leefde, bv de eetzaal was nog intact: moederoverste zat in het midden met een doodshoofd voor zich in zand en de nonnen aan weerskanten. Het doodshoofd weerspiegelde de afhankelijkheid en de beperktheid van het aardse leven volgens de gids.
Sumac Orcko
Dit is een restaurant in een oud patriciërs huis dat aanbevolen werd. We eten er lekker een Lama schotel en maken bij toeval contact met de eigenaresse. Na de maaltijd nodigt zij ons uit om haar woning op de eerste verdieping boven het restaurant te zien. Een prima plek waar zij met haar zoon en dochter woont. Het geheel ligt rond een binnenplaats. Daar zijn ca 10 kamers. Het restaurant is maar een klein deel van haar totale woning. Het huis was door haar overgrootvader gekocht ca 100 jaar geleden en zij is dus de vierde generatie. Zij hwwft ca 15 jaar geleden het restaurant beneden gestart. “Zo” zei ze tegen het einde “nu hebben jullie een indruk hoe we hier in Potosí vroeger leefden.” We dachten even: althans hoe de toplaag leefde met de taferelen van de mijn nog vers in het geheugen.

De Casa Real de la Moneda
Op dinsdagmorgen direct om negen uur. Gebouwd in 1572 en de Mint is gestart vanaf 1575. Van 1759 tot 1773 is het verbouwd om zwaardere machines te kunnen herbergen. Tot 1951 is het de mint van Bolivia gebleven. De voortreffelijke gids zei wat sarcastisch: vroeger waren we de mint voor Spanje en heel Zuid Amerika, tegenwoordig worden onze munten geslagen in Frankrijk en onze biljetten gedrukt in Canada. Ook dit geeft het retour van Potosí aan.
Het gebouw is zeer goed gerestaureerd en laat naast hoe in de verschillende tijden de munten werden gemaakt ook de nodige oude religieuze schilderkunst zien en zilverwerk. In de ca een meter dikke muren van het gebouw werd het 95% zilver vroeger gemaakt met de zgn kwik extractie methode, waarbij veel kwikdampen vrij kwamen. Zij zegt ook: hoeveel mensen aan dat soort procesen hebben gewerkt is niet bekend. Waarschijnlijk zijn beide Afrikaanse en Inheemse slaven gebruikt. Ook is de ontwikkeling van de mint van met de hand slaan naar machinaal slaan duidelijk. In begin werden ezels gebruikt om de verschillende machines aan te drijven en de machines die de incots van de juist dikte moesten maken (de munten moesten een bepaald aantal mm dik zijn); later werd een stoommachine gebruikt. We hadden een prima gids.



Het Convento de San Fransisco.
Het is vlak bij ons hostel, Het is een van de oudste kerken met elf domes: acht kleinere en drie grotere bij het altaar. Zij vertegenwoordigen de elf discipelen. Het is de eerste kerk die in Potosi werd gebouwd in 1547. Binnen is het een geweldige ruimte, met grote overspanningen zeker voor die tijd, maar het mooiste is dat je hier het dak op kunt zodat je de domes ook van boven kunt zien. Het prachtig dakpan werk is indrukwekend en tegelijkertijd hebben we een geweldig uitzicht over de stad en naar de berg Cerro Ricco.
We bezoeken de Kathedraal aan de Plaza. Die is reeds lang in algehele restauratie. We willen niet de toren op maar bekijken de kerk van binnen: prachtige glas in lood ramen.
Totslot gaat Kees nog de toren van de vroegere Jesuieten kerk Compañía de Jesús. Ook hier een mooi uitzicht over de stad, de kerk is er niet meer; die is door een brand verwoest. Wel is nog duidelijk te zien waar al de klooster ruimtes waren: vrij grote complexen. Een wordt nu gebruikt voor lagere school de andere voor middelbare school. Monniken zijn er niet meer in die gebouwen.

Dit waren twee en een halve dag Potosi, een stad die gemengde gevoelens oproept: enerzijds de rijkdom in de architectuur weergegeven anderszijds hoeveel levens heeft dit gekost van zowel Afrikaanse als Inheems slaven. Ook wetende dat opstanden met een enorm geweld werden neergeslagen.

donderdag 25 december 2008

Zondag 14 december : busreis van Uyuni naar Potosi

Van Uyuni naar Potosí achterin in een vrij kleine bus over een verharde maar niet geasfalteerde weg, dat betekent vijf en een half uur voor 200 kilometer.
We hadden aanvankelijk stoelen gereserveerd direct achter de chaffeur waar het het minste schudden is, maar de company waar we mee reden had niet genoeg mensen gekregen en eea overgeheveld naar een ander waardoor we op de achsterte rij zijn komen te zitten. Het is niet erg comfortabel. De bus zat geheel vol met enkele mensen in het gangpad.


Ongeveer halverwege wordt er in klein dorpje gestopt om achterband te wisselen, lek gereden.
Het landschap was prachtig. We gaan vier cols over, de hoogste 4730 meter. Ruig, zonder bomen met veel erosie achtige rivierbeddingen. De ene keten nog kaler dan de andere. Ook komt er heel dreigend weer opzetten, maar gelukkig gaan de buien om ons heen. De weg is hier en daar wel behoorlijk nat en glibberig. Hieronder twee beelden.


In de bus hebben we wat handen en voeten contact met een moeder en haar twee kleine kinderen die lvor ons zitten.

woensdag 24 december 2008

Vrijdagavond 12 en zaterdag 13 december: Uyuni

Na aankomst eind donderdagmiddag lopen we wat rond in deze stad waar het kijken naar de mensen een belevenis op zich is. We beseffen ons: dit is Bolivia, veel armer en 60% indigenous mensen, een heel ander straatbeeld dan in Argentinië en Chili. Veel vrouwen hebben de zo bekende bolhoeden en wijde rokken aan. De mensen zijn over het algemeen heel kort.


Gezin met oma en kleinkind

Middenin het stadje staat een nagebootste Tower of Londen, er is een kerk en er zijn een paar straten.

Uyuni is typisch een doorgangsplaats voor mensen die naar de zoutvlaktes gaan of er vandaan komen.Vroeger was het de stad die op het kruispunt vande sporen naar Argentië en Chili lag, zie vorige hoofdstuk. Zonder het toerisme zou Uyuni nu waarschijnlijk een soort spookstad zijn.

We oriënteren ons of het de moeite waard is nog een privé tocht naar de vulkaan Tunupa – met mummies - te maken, die in onze toer niet was inbegrepen en besluiten dat niet te doen.
We kopen tickets voor zondagmorgen voor de bus naar Potosi. Waardoor we ruim een dag in Uyuni zullen verblijven.

Zaterdag slapen we lekker uit, doen de was, genietend van het heerlijke hotel dat we na de tocht van drie dagen in een 4wd met weinig comfort als een weldaad ervaren.
We lopen door het plaatsje, drinken koffie en thee, bellen met Nederland, bekijken de oude treinwagons en locomotieven, allen voor smal spoor, en andere vrij grove beelden die aan de straat, die langs de spoorlijn ligt, tentoon gesteld staan. Duidelijk komt uit dat de spoorlijn belangrijk was voor Uyuni. Nu komt er nog slechts een enkele trein.


Dat weerspiegelt eigenlijk de ontwikkeling van het stadje: het was een welvarende stad in de tijd dat zilver en tin belangrijk waren. Uyuni was rijk. Nu is dat allemaal afgelopen, het stadje is in verval geraakt.
In de kerk wordt net een huwelijk voor die middag voorbereid: overal tule en bloemen.
Ook op de markt – één van de eerste die we op onze hele reis tot nu toe tegenkomen – zijn veel bloemen te koop. Hoe zit dat in zo’n droge omgeving?

Ook veel slagers op de markt
Het is zomers weer en erg droog, waardoor het ‘s avonds flink afkoelt.
Het waren twee ontspannen dagen.

maandag 15 december 2008

Woensdag 10 december –vrijdag 12 december: Van San Pedro naar Uyuni: in drie dagen via zuidwest Bolivia en de zoutvlakte Salar de Uyuni

Woensdag 10 december.
We vertrekken om 08:00 uur vanaf San Pedro naar de grens van Bolivia. De rijtijd naar de grens is 1 uur, eerst vrij ver richting Argentinië en vervolgens ca 5 km over een verharde weg naar het noorden en daar dient Bolivia zich aan. Immigratie en dounane gaan heel soepel. We waren met z’n tienen in een minibus en wisselen bij de grens naar een Boliviaanse 4wd. Toyota Land Cruiser. Drie koppels gaan in de ene landrover en Geer en ik in de andere samen met een Japans koppel uit Osaka (beiden 31 jaar) die juist vorige week zijn getrouwd en op huwelijksreis zijn.
Zij vragen of de baggage die keurig binnenin de auto past toch op het dak mag en of zij samen op de achter bank kunnen zitten (achter de chauffeur zijn twee banken als de baggage op het dak gaat), waardoor wij de stoel naast de chauffeur nemen en een achter de chauffeur en veel ruimte hebben voor water en het kleine rugzakje. Prima wat ons betreft.
De grensovergang ligt iets onder pas de Jama. Nu steken we Bolivia in op 4850 meter. We krijgen nog een ontbijt met heerlijk harde broodjes met kaas, ham of jam en als dranken koffie of thee of chocolade melk van Nestle.
We komen deze dag niet meer onder de 4200 meter en slapen op 4400 meter bij de Lagune Colorado die voor een deel geweldig mooi rood is gekleurd. Het schijnt een continue soort algenbloei te zijn.
Tevens realiseren we ons dat we onder de zon doorgaan, dwz dat we nu de zon weer ten zuiden van ons krijgen.

Maar hoe verliep de dag?
Niet ver van de immigratie post komen we bij Laguna Blanca en gaan het Eduardo Avaroa National Andean Wildlife Reserve in. Hoe beschrijven we alles wat we vandaag zien? Het is weer allemaal anders. De lagune ligt aan de oostkant van de vulkaan Licancahur,de vulkaan die San Pedro zo aan de oostkant domineerde, en aan de noordoost kant staat een andere vulkaan. Prachtig, het witte water wordt door het fel witte zout aan de oevers omringd. En dan weer heel veel flamingo’s die hun maaltijd verzamelen. De chauffeur-gids Sandros vertelt dat het hier geen zout is maar Borax. Het is even bijna windstil en de vulkaan reflecteert prachtig op het meer. We lopen een stukje langs het meer en de 4wd rijdt een paar honderd meter door. Heerlijk om zo de omgeving binnen te laten komen en in je op te nemen. Dit blijven we doen bij al de verdere stops. Nadat driemaal bij Laguna Blanca te hebben gestopt en gelopen, rijden we door en komen over een rug heen en daar ligt Laguna Verte, geweldig fel groen gekleurd, nog steeds aan de voet van de vulkaan Licancahur. De wind is gaan waaien en op het meer staan mooie golfjes.
Bij het zien van het meer klonken plotseling opgewonden geluiden van onze Japanse mede reizigers zij konden hun enthousiasme over wat ze zagen niet verder onderdrukken.
We stoppen vrij snel en laten de 4wd doorrijden. Onze Japanse mede passagiers trokken t-shirts over hun hemden aan met een foto van hen tweëen erop voor een kersenbloesemboom die in het voorjaar was gemaakt en die zij tijdens hun trouwen hadden gekregen van vrienden met de opdracht: laat een aantal foto’s maken tijdens jullie huwelijks reis waar jullie met deze t-shirts opstaan.


Laguna Verte met de vulkaan Licancahur op de achtergrond
De tocht gaat verder.
We hebben prachtige vergezichten met de zon die op de bergen/ vulkanen schijnt.


We komen nogmaals langs een grote zoutvlakte met een stuk open water met natuurlijk weer de flamingo’s. We komen bij een thermisch bad met een water temperatuur van ca 38 graden. Dit keer besluiten we toe te geven en nemen we ook een bad op 4370 meter hoogte. Grappig zo tussen het zout /borax dat precies op sneeuw lijkt.

Dan gaan we naar geisers die nu meer bubbelende modderbaden zijn die sputteren en sissen dan spuitende fonteinen die we bij Tatio, San Pedro gezien hadden. Het ruikt behoorlijk naar sulfiet. Met soms openingen die op mini vulkanen lijken.

Het lijkt net een vulkaan mondje waar Geer bijstaat
En dan komen we bij de lagune Colorado na 230 km waar we de nacht zullen doorbrengen in een eenvoudig optrekje zonder douche; alleen koud water en samen met het Japanse koppel slapen we op een kamer. Of ze dit wisten toen ze de reis bespraken, vragen we maar niet.
Het is drie uur Boliviaanse tijd en vier uur Chileense tijd, dus we hebben wel trek.
Het stormt, wij maken nog een behoorlijk wandeling richting meer en testen de warme kleding uit. Twaalf graden in de tropen in de Andes op 4400 meter. Daarbij komen de warme kleding en vannacht onze slaapzakken goed van pas. We zien waarom het meer zo heet: het is grotendeels roze-oranje gekleurd, met aan de kanten witte en grijze kleuren. Het roze-oranje is een micro-organisme. Is het hetzelfde als wat we in mindere mate bij het zoutmeer van Atacama bij San Pedro zagen, de seamonkeys?
Kees maakt prachtige foto’s van de zonsondergang.


Donderdag 11 december.
Om 8 uur vertrekken we. We stoppen een klein stukje verder en zien de Lagune Colorado nu in volle glorie in de ochtend zon. We maken een wandeling van ca 1 km langs de lagune. Er zijn wel duizenden flamingo’s daar bij elkaar en door het gladde water verdubbelt de reflectie het aantal nog eens.
Prachtig, niet te beschrijven zoals de kleuren hier in elkaar overgaan en hoe goed de flamingo’s daarin passen. Dit zal als we terug kijken een van de mooiste en spectaculairste lagunas worden.



Dan zijn we al snel het nationale park uit, maar de natuur blijft even mooi: grote kale bergen/vulkanen met verschillende aarde kleuren. We zien nog enkele mooie meren, o.a. het Khara meer voor we bij het hoogste punt van deze tocht komen: 4870m. We blijven die dag tot ca 16 uur tussen de 4200 en 4600 meter schommelen.

We rijden door de Pampa Siloni, de Siloni woestijn, een woestijn op grote hoogte (4500 meter) bestaande uit vulkanische as. Het lijkt alsof je over gravel rijdt met vele rotsblokken ertussen. Dit zijn de stenen die bij de vulkaan uitbarstingen werden weggeworpen en die door de vele jaren zand en wind glad geblazen zijn en soms surrealisitische vormen hebben gekregen. Het waait hier bijna altijd en vrij hard. De vreemdst gevormde steen is de Arbol de Piedra (Steen Boom), een massieve steen van 8 meter die “balanceert” op een smalle onderkant.

Arbol de Piedra
We rijden door een af en toe op een maanlandschap gelijkend terrein. Komen meer vreemd gevormde stenen en wanden tegen. Het doet ons denken aan de tochten door de western dessert samen met Corine en Jurriaan in Egypte maar ook weer heel anders.

Een groep stenen die ons aan een kasteel doen denken
Voordat we gaan dalen zien we de enige actieve vulkaan in Bolivia, de Ollagüe, 5865 meter. Hij staat op de grens met Chili en met het verrekijkertje kunnen we hem duidelijk zien roken. Dit is de tweede rokende vulkaan die we zien. De eerste was de Lascan, zuidelijk van San Pedro.
Vanaf nu dalen we, tot we vlak onder het meer van Uyuni op een 3655m eindigen, de hoogte die we tot en met Uyuni zullen houden. Voor tenminste drie van onze groep van 10 is dit zeer welkom, zij hebben flink last van hoogteziekte. Wij houden het gelukkig bij snel kortademig zijn en een keer een lichte hoofdpijn die na het eten weer over is.

We komen lager en lager en weer horen we ineens kreetjes achteruit de auto: onze Japanse vrienden zien voor het eerst van hun leven lama’s, die hier weer kunnen leven.

We zijn ook in de buurt van verschillende dorpjes en we zien dat men aan landbouw doet. Grote velden zijn allemaal net ingezaaid, het wachten is op de regens (in december een beetje en verder in januari en februari). Sandros vertelt dat het allemaal een hier bekend soort graan is, het lijkt op rijst en heet quinua. Enkele velden hebben al kleine groene plantjes. De bevolking leeft hiervan en van de vele, vele lama’s die we vanaf nu zien.
We stoppen in een dorpje om water te kopen

We kruisen de spoorlijn - smal enkelspoors - die loopt van Potosi via Uyuni naar Calama en Antofagasta aan de kust in Chili alleen nog voor goederen vervoer. De lijn is ge bouwd in het begin van de 19de eeuw voor het vervoer van eerst zilver, koper etc. Uyuni is in die tijd ontstaan omdat het het kruispunt was met de andere spoor lijn van Oruro via Uyuni naar Salta en uiteindelijk Buenos Aires (Oruro ligt ca 400 km zuidelijk van La Paz).

Om een uur of zeven komen we in het Hotel del Sal, het Zouthotel, vlak onder het zoutmeer van Uyuni aan. Het hotel is letterlijk helemaal van zoutblokken gebouwd, tot aan het meubilair toe. Wij hadden ons afgevraagd hoe dat zou zijn: hoe zou je moeten douchen bv, terwijl water zout doet oplossen. Op de essentiële plekken heeft men daar iets op gevonden: de 2 douches/wc’s zijn gewoon gemetseld.
Het is hier fris, maar minder koud dan de vorige avond en onze slaapzakken hoeven niet uitgepakt te worden.
Een indrukwekkende dag, 290 km vol met bijzondere natuur indrukken, die we om tien uur meenemen als we ons bed in tollen.

Vrijdag 12 december.
Nu begint de dag van de tocht over het zoutmeer. Bij het hotel is de vlakte zout, gemengd met aarde, dus een grijze, grauwe vlakte.
Maar al snel komen we op een spierrwitte vakte met aan de horizon de grote vulkaan Tunupa (5432m). Wat is dat bijzonder, zoiets wat je helemaal niet kent. Steeds moeten we tegen elkaar zeggen: dit is geen ijs, maar zout waar we op rijden. We overtuigen ons door aan de zoutkristallen te likken.
De typische zeshoeken achter Geer zie je over de gehele zoutvlakte
We rijden noord richting de vulkaan met een enkele tussenstop en na ca een uur komen we bij het eilandje Isla de Pescado; zo genoemd omdat het op een vis lijkt. Het Uyuni zoutmeer is het grootste ter wereld en is 12.000 vierkante km groot. Het is volledig omringd door bergen en vulkanen en heeft 32 eilandjes zoals Isla de Pescado. Het eiland wordt door de Inca’s het Isla Incahuasi genoemd.
Zo’n door de zon overgoten eiland met bloeiende cacti verwacht je niet met in je hoofd – we krijgen de vergelijking er niet uit – een ijsvlakte. Reuze cacti, sommige meer dan 10 meter hoog en enkele honderden jaren oud. Het hele eiland is er mee begroeid.
Daar vertoeven we een anderhalf uur. We maken een prachtige rondwandeling, waarbij we een 180m klimmen naar het hoogste punt. Daar staat een offerande gebeuren, gewijd aan Moeder Aarde. Daar boven zien we ook nog een prachtige Arch in het gesteente en natuurlijk de vele, vele bloeiende cacti.


We rijden weer ca 100 km verder over het zout, stoppen nog enkele keren om eea in ons op te nemen. Aan het eind van de vlakte stoppen we in het dorpje Colchani voor de lunch. Vlak na een gebied waar het zout gewonnen wordt voor de productie en verkoop.

Ook bezoeken we daar het Hotel de Sal Playa Blanca en het Palacio del Sal. Met wat museum achtige uitleg. We horen van de gids dat van half januari tot begin maart er veel water op het zout komt te staan (regentijd). Erover rijden is dan moeilijk, maar vanaf maart is het weer helemaal glad.
Het dorpje is een uitvalsbasis cq aankomstplaats voor de vele, vele jeeps met toeristen die deze prachtige tocht maken.
We zijn dan snel in Uyuni. Om half drie heeft de chauffeur ons bij ons hotel afgezet.

Tijdens het diner vragen we ons af: wat heeft nu het meeste indruk van deze tocht op ons gemaakt?
Dat is voor Geer de uitgestrektheid en leegheid van de natuur met zijn mooie kleuren en vulkanen tegen de horizon, culminerend in de omgeving van het Laguna Colorado. En voor Kees de uitgestrektheid van het zoutmeer van Uyuni. Of ….. en nu moeten we stoppen, anders wordt het een opsomming in plaats van een hoogtepunt.