Dit wordt een hoofdstuk met alleen enkele foto's van Internet
We hadden pech op dinsdagavond 14 december. We waren in een pijpenla-achtig internetcafe, waar we reeds eerder hadden gewerkt en waar de computer snel was. Kees werkt aan de weblog en Geer zit naast Kees op de labtop. Er ontstaat even commotie, Geer wordt beschuldigd dat zij een snoer ergens uitgetrokken heeft. Dat is overigens niet het geval, wel heeft ze gekeken of de labtop kon worden aangesloten. Enkele minuten later constateren we dat het kleine rugzakje weg is.
Niemand had iets gezien. Helaas de camera en het oplaadsnoer van onze kleine labtop waar we zo opgesteld zijn geraakt. Dus ook de twee dagen Potosi; vandaar geen fotos.
Verder nog een paar kleinigheden maar geen paspoort of Credit Card en maar weinig geld. Een nieuwe camera hebben we de volgende dag in Sucre gekocht, maar het oplaadsnoer lukt tot nu toe van geen kant, niet in Bolivia, niet in Nederland. Nu is er een onderweg vanuit de US door Mark geregeld. Pech voor ons, aan de andere kant geweldig hoe dit soort jongens / meisjes in staat zijn zo'n rugzakje te bemachtigen. Het dwingt op een bepaalde manier respect af, in 3 à 4 minuten was het gebeurd. Of de commotie er mee te maken had zullen we nooit weten. Vakwerk is het wel.
Potosi is enerzijds een geweldige stad en anderzijds een heel trieste stad. Gesticht door de Spanjaarden kort na de stichting van Sucre in 1545. De stad werd heel beroemd door geweldige hoeveelheden zilver die gevonden werden in de Cerro Ricco. Het werd het centrum voor de Spanjaarden. De mint van Potosi ging vanaf 1575 voor Spanje de zilveren munten slaan. Eerst primitief, later steeds beter en deze munten werden in Spanje en heel Zuid-America gebruikt. Deze munt heeft tot 1951 bestaan.
Het officiële wapen van Potosi heeft het volgende onderschrift: “I am rich Potosi, the treasure of the world; the king of mountains, the envy of kings…”.
We hadden pech op dinsdagavond 14 december. We waren in een pijpenla-achtig internetcafe, waar we reeds eerder hadden gewerkt en waar de computer snel was. Kees werkt aan de weblog en Geer zit naast Kees op de labtop. Er ontstaat even commotie, Geer wordt beschuldigd dat zij een snoer ergens uitgetrokken heeft. Dat is overigens niet het geval, wel heeft ze gekeken of de labtop kon worden aangesloten. Enkele minuten later constateren we dat het kleine rugzakje weg is.
Niemand had iets gezien. Helaas de camera en het oplaadsnoer van onze kleine labtop waar we zo opgesteld zijn geraakt. Dus ook de twee dagen Potosi; vandaar geen fotos.
Verder nog een paar kleinigheden maar geen paspoort of Credit Card en maar weinig geld. Een nieuwe camera hebben we de volgende dag in Sucre gekocht, maar het oplaadsnoer lukt tot nu toe van geen kant, niet in Bolivia, niet in Nederland. Nu is er een onderweg vanuit de US door Mark geregeld. Pech voor ons, aan de andere kant geweldig hoe dit soort jongens / meisjes in staat zijn zo'n rugzakje te bemachtigen. Het dwingt op een bepaalde manier respect af, in 3 à 4 minuten was het gebeurd. Of de commotie er mee te maken had zullen we nooit weten. Vakwerk is het wel.
Potosi is enerzijds een geweldige stad en anderzijds een heel trieste stad. Gesticht door de Spanjaarden kort na de stichting van Sucre in 1545. De stad werd heel beroemd door geweldige hoeveelheden zilver die gevonden werden in de Cerro Ricco. Het werd het centrum voor de Spanjaarden. De mint van Potosi ging vanaf 1575 voor Spanje de zilveren munten slaan. Eerst primitief, later steeds beter en deze munten werden in Spanje en heel Zuid-America gebruikt. Deze munt heeft tot 1951 bestaan.
Het officiële wapen van Potosi heeft het volgende onderschrift: “I am rich Potosi, the treasure of the world; the king of mountains, the envy of kings…”.


Zondagmiddag en –avond lopen we wat verkennend door de stad nadat we ons bij de Compaña de Jésus hebben ingechecked. We bespreken ook een bezoek aan de zilvermijn van een coöperatie en kopen de buskaartjes voor de volgende rit naar Sucre.
Het centrum is wat leeg en verlaten. De volgende dag blijkt dat anders het was dus de zondag stilte.
De zilvermijn in de Cerro Ricco.

1. We melden ons bij het reisburo Koala die als beste stond aangegeven in de gids en vertrekken naar hoger in de stad naar een omkleed hal. Een eenvoudige schuur achter een eenvoudig huis in een standaard straat. Krijgen een lange broek en jas uitgereikt, laarzen, een helm en een mijnwerkers licht. Een ieder kleed zich om en we gaan verder.
2. Nu komen we bij de straat van de mijnwerkers. Zij kopen daar hun benodigheden voor als ze de mijn ingaan. Alles is hier: van Coca bladeren, drank incl de 96 % suikerriet alcohol, mijnlampen, batterijen, kleding etc tot het dynamiet met het ammoniumnitaat en de ontstekers. De ons begeleidende gids is vroeger mijn werker geweest en vertelt vol trots dat in deze straat iedereen dynamiet etc kan kopen en dat dit de enige plek in Bolivia is. We kopen wat frisdranken als gift voor de mijn werkers die ons in hun mijn toestaan. Nog even naar de markt en verder.
3. De raffinage van het erts. We komen bij een half vervallen hal aan waar het erts met behulp van heel oude ballenmolens tot fijn poeder wordt vermalen en vervolgens een met behulp van een flotatieproces wordt verrijkt. De dosering van de chemicaliën voor het flotatieproces worden op een heel slordige manier toegevoegd. Verder wordt dan in open bakken het schuim afgestreken. Het geheel wordt aangedreven door een centrale aandrijving met banden naar de schrapers toe. Van al deze draaiende mechanieken is niets afgeschermd. Electra verbindingen komen uit openstaande verdeel stations; ook hier niets afgeschermd. Geen stofafzuiging of zo, geen maskertjes voor de medewerkers. Het geheel zag er prehistorisch uit en zeer inefficiënt. Als klap op de vuurpijl zien we bij het weggaan grote posters safety first, be careful.
4. De mijn. We gaan op 4230 meter naar binnen op de tweede verdieping. Daar wordt niet meer gewerkt (uitgeput) en lopen ca 200 meter door de gangen. Via een klein museum waar aandacht wordt gegeven aan enkele van de stichters en hoe het er vroeger aan toeging. Daarna dalen we via de derde verdieping naar de vierde verdieping. Dit gaat schuin naar beneden min of meer op het zitvlak en dan achter over leunen. Zeer dicht stof wordt meer en de temperatuur stijgt. Er is een lift maar die is voor het erts de mannen moeten op dezelfde manier als wij naar beneden.
Op de vierde vloer zien we dat de karren met ca 2 ton erts over een smal spoor met vier man worden getrokken. Twee hangen in touwen aan de voorkant twee duwen aan de achterkant. Zo wordt het erts van de wi plek vervoerd naar de lift over ca 500 tot 1000 meter. Het spoor is hobbelig. Bij de lift wordt de kar leeggestort en wordt een hoop erts verzameld om straks allemaal met de lift naar boven gehaald te worden. Werktijden lopen op tot 16 uur per dag. Men heeft een prop coca bladeren in de mond om eventuele honger en moeheid te verdrijven.
De gids, een vroeger mijnwerker, zegt des gevraagd dat er voor investeringen geen geld is; niemand weet wat de prijs morgen zal zijn. De gaten voor de springstof worden nog steeds net hamer en beitel gemaakt niet met een boor. Je kunt je niet voorstellen hoe hier anno 2008 wordt gewerkt.
Op handen en voeten kruipen we terug naar boven en lopen naar de uitgang. We waren met een groepje van zes; allen waren we zeer verbaasd.

Na dit te hebben gezien is het helemaal duidelijk dat de mijnwerkers meestal na 10 tot 15 jaar sterven aan longziekte en dat er maar enkelen het langer overleven.
Ook is duidelijk dat in de Spaanse kolinale tijd hier millioen mensen zijn omgekomen. Men heeft slaven uit Afrika geprobeerd maar die konden ook niet tegen de hoogte en toen heeft men de inheemse mensen gedwongen. Men zegt tussen de 8 en 10 millioen, maar het kunnen er veel meer zijn geweest.
We zijn triest en stil na dit bezoek.
Eerst even douchen en de volgende anderhalve dag bezoeken we de belangrijkste gebouwen en musea in vooral de oude binnenstad en drinken we regelmatig een kop koffie bij Cafe La Plaza bij het centrale plein.
Het Convento de Santa Teresa als eerste. Een mooie grote kerk en klooster; nu een museum. Gesticht in 1685. De belangrijkste nonnen waren de 21 nonnen met grijze jurk en zwarte hoofdtooi. Zij waren steeds de tweede dochter van de 25 rijkste families in Potosi die op 15 jarige leeftijd naar de orde werden gebracht om zich verder aan Jezus te wijden. We zagen de hal waar de familie de dochter overdroeg aan het convent, daarna verdween zij en konden familie leden tweemaal per jaar ca een uur met haar spreken zonder dat zij elkaar konden zien. Zij vormden het koor in de kerk, wederom zonder dat de nonnen cq de familie elkaar konden zien en wijdden zich geheel aan Christus. Deze belangrijkste groep werd verder bijgestaan door secondaire nonnen ook voor het leven die allerlei taken vervulden. Er waren prachtige schilderijen te zien, meubilair, zilvercollectie etc. Ook hoe men er leefde, bv de eetzaal was nog intact: moederoverste zat in het midden met een doodshoofd voor zich in zand en de nonnen aan weerskanten. Het doodshoofd weerspiegelde de afhankelijkheid en de beperktheid van het aardse leven volgens de gids.

Dit is een restaurant in een oud patriciërs huis dat aanbevolen werd. We eten er lekker een Lama schotel en maken bij toeval contact met de eigenaresse. Na de maaltijd nodigt zij ons uit om haar woning op de eerste verdieping boven het restaurant te zien. Een prima plek waar zij met haar zoon en dochter woont. Het geheel ligt rond een binnenplaats. Daar zijn ca 10 kamers. Het restaurant is maar een klein deel van haar totale woning. Het huis was door haar overgrootvader gekocht ca 100 jaar geleden en zij is dus de vierde generatie. Zij hwwft ca 15 jaar geleden het restaurant beneden gestart. “Zo” zei ze tegen het einde “nu hebben jullie een indruk hoe we hier in Potosí vroeger leefden.” We dachten even: althans hoe de toplaag leefde met de taferelen van de mijn nog vers in het geheugen.
De Casa Real de la Moneda
Op dinsdagmorgen direct om negen uur. Gebouwd in 1572 en de Mint is gestart vanaf 1575. Van 1759 tot 1773 is het verbouwd om zwaardere machines te kunnen herbergen. Tot 1951 is het de mint van Bolivia gebleven. De voortreffelijke gids zei wat sarcastisch: vroeger waren we de mint voor Spanje en heel Zuid Amerika, tegenwoordig worden onze munten geslagen in Frankrijk en onze biljetten gedrukt in Canada. Ook dit geeft het retour van Potosí aan.
Het gebouw is zeer goed gerestaureerd en laat naast hoe in de verschillende tijden de munten werden gemaakt ook de nodige oude religieuze schilderkunst zien en zilverwerk. In de ca een meter dikke muren van het gebouw werd het 95% zilver vroeger gemaakt met de zgn kwik extractie methode, waarbij veel kwikdampen vrij kwamen. Zij zegt ook: hoeveel mensen aan dat soort procesen hebben gewerkt is niet bekend. Waarschijnlijk zijn beide Afrikaanse en Inheemse slaven gebruikt. Ook is de ontwikkeling van de mint van met de hand slaan naar machinaal slaan duidelijk. In begin werden ezels gebruikt om de verschillende machines aan te drijven en de machines die de incots van de juist dikte moesten maken (de munten moesten een bepaald aantal mm dik zijn); later werd een stoommachine gebruikt. We hadden een prima gids.



Het Convento de San Fransisco.
Het is vlak bij ons hostel, Het is een van de oudste kerken met elf domes: acht kleinere en drie grotere bij het altaar. Zij vertegenwoordigen de elf discipelen. Het is de eerste kerk die in Potosi werd gebouwd in 1547. Binnen is het een geweldige ruimte, met grote overspanningen zeker voor die tijd, maar het mooiste is dat je hier het dak op kunt zodat je de domes ook van boven kunt zien. Het prachtig dakpan werk is indrukwekend en tegelijkertijd hebben we een geweldig uitzicht over de stad en naar de berg Cerro Ricco.
Het is vlak bij ons hostel, Het is een van de oudste kerken met elf domes: acht kleinere en drie grotere bij het altaar. Zij vertegenwoordigen de elf discipelen. Het is de eerste kerk die in Potosi werd gebouwd in 1547. Binnen is het een geweldige ruimte, met grote overspanningen zeker voor die tijd, maar het mooiste is dat je hier het dak op kunt zodat je de domes ook van boven kunt zien. Het prachtig dakpan werk is indrukwekend en tegelijkertijd hebben we een geweldig uitzicht over de stad en naar de berg Cerro Ricco.

Totslot gaat Kees nog de toren van de vroegere Jesuieten kerk Compañía de Jesús. Ook hier een mooi uitzicht over de stad, de kerk is er niet meer; die is door een brand verwoest. Wel is nog duidelijk te zien waar al de klooster ruimtes waren: vrij grote complexen. Een wordt nu gebruikt voor lagere school de andere voor middelbare school. Monniken zijn er niet meer in die gebouwen.
Dit waren twee en een halve dag Potosi, een stad die gemengde gevoelens oproept: enerzijds de rijkdom in de architectuur weergegeven anderszijds hoeveel levens heeft dit gekost van zowel Afrikaanse als Inheems slaven. Ook wetende dat opstanden met een enorm geweld werden neergeslagen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten